Gerda Geerdink blikt terug (deel 2)
Velon vierde het vijfenveertig jarig bestaan en dat is een goed moment om stil te staan bij de geschiedenis van deze beroepsvereniging en bij wat dat voor mij heeft betekend.
De terugblik valt voor mij samen met op een andere manier ‘stilstaan’ bij het verleden…
Met Anja Swennen ben ik bezig met het maken van het boek ‘Vijftig jaar leraren opleiden’ dat verschijnt op de Dag van de lerarenopleider (5 november). Dat we stoppen met het betaald werken als lerarenopleider vanwege ons pensioen is de directe aanleiding daarvoor. Daarachter ligt de overtuiging dat er veel te leren is van de geschiedenis. Vanuit een historisch besef naar onderwijs/vernieuwing kijken, leidt tot een breder en genuanceerder, en wijzer beeld en daarom altijd goed om te doen. Bij het verder ontwikkelen van een Vereniging als Velon is het ook goed om naar het verleden te kijken en kennis daarover mee te nemen.
Velon is altijd een vereniging ‘van, voor en door lerarenopleiders’ geweest. Omdat lerarenopleiders en ook lerarenopleidingen veranderen, staat een vereniging niet stil. Haar historische ontwikkeling – in drie delen – laat zien hoe ze gereageerd heeft op of juist proactief is opgetreden binnen een veranderende context.
Deel twee (Dit is het tweede blog van een drieluik. Lees hier deel 1: Gerda Geerdink blikt terug)
Professionalisering individuele lerarenopleider
Minister Jo Ritzen van onderwijs, cultuur en wetenschappen (1989 – 1998) is eigenlijk de eerste bewindsvoerder die aandacht besteedt aan de voorbeeldrol die lerarenopleiders hebben (zie ministeriële nota ‘Vitale lerarenopleidingen’). Maar Ritzen als minister en zijn staatssecretaris Jacques Wallage zijn nog om een andere reden belangrijk.
Het was eind vorige eeuw niet ongewoon dat er op onderwijscongressen zoals (ook) op het Congres van Velon tijdens het plenaire gedeelte alleen mannen het woord voerden. In de grote zaal verschenen vrouwen pas op het podium als er een creatief intermezzo (groep dansers of zangers) was tussen de sprekers. Ik vond dat zo belachelijk dat ik mijn schroom overwon en voor het eerst iets heb gezegd in de grote zaal. Mijn opmerking daarover leidde niet tot schaamte noch reflectie bij de organisatie van het congres. Maar steun kreeg ik van Ritzen en Wallage. Als bewindvoerders weigerden zij uitnodigingen voor congressen als er geen vrouwelijke inleiders of sprekers op het programma stonden.
Ritzen is daarnaast spraakmakend binnen de geschiedenis van Velon omdat hij vindt dat er extra aandacht nodig is voor de studeerbaarheid en didactische kwaliteit van de lerarenopleiding. Hij stelt voor dat er een landelijk professionaliseringsplan komt. Er wordt een ‘branche-opleidingsplan’ uitgewerkt, maar daar wordt noch door het ministerie, noch door de opleidingen zelf vervolg aan gegeven (verdwijnt in de la).
Het beroepsregister en de beroepsstandaard
Maar er gebeurt wel wat. Ritzen nodigt op het congres in 1997 Velon uit een beroepsstandaard en daarbij passend register te ontwikkelen. Die uitnodiging past bij het opkomend denken over competenties in de lerarenopleidingen en het bestuur is dan ook erg blij met dit plan. Er wordt met subsidie van het ministerie een projectgroep geïnstalleerd (geleid door Bob Koster en Jurriën Dengerink) die het ontwikkelwerk doet. De vereniging kiest uitdrukkelijk voor een beroepsstandaard van en voor de beroepsgroep en wil zowel standaard als register inzetten als professionaliseringsmiddel.
Een eerste versie wordt in april 1999 vastgesteld door de ledenvergadering. Alle Velon-leden ontvangen een exemplaar van de beroepsstandaard en alle lerarenopleidingen krijgen exemplaren voor verdere verspreiding. De eerste beroepsstandaard kent een grondslag van het opleiderschap en vijf bekwaamheidsgebieden: vakbekwaamheden; didactische bekwaamheden; organisatorische bekwaamheden; agogische en communicatieve bekwaamheden; en bekwaamheden op het gebied van leren en doorgroeien. Naast de standaard wordt een registratieprocedure uitgewerkt. Er is een gezamenlijke startbijeenkomst, deelnemers krijgen een peer-coach toegewezen om elkaar bij te staan tijdens het traject, ze schrijven individueel een ontwikkelportfolio en de procedure wordt afgerond met een beoordelingsgesprek, gevoerd met twee door de vereniging benoemde collega beoordelaars. Er melden zich gelijk meer dan honderdvijftig opleiders aan, terwijl er maar plaats is voor veertig. Met deze veertig lerarenopleiders wordt de registratiesystematiek uitgeprobeerd.
Ik doe in 2000 nog niet mee omdat de omvang van het aan te leveren portfolio en de tijd die de registratieprocedure kost, me afschrikken. Feitelijk vind ik de inzet die het kost te veel voor de verwachte opbrengst. En er zijn op dat moment andere leermomenten. Ik ben dan net een promotieonderzoek gestart over achterblijvend studierendement bij mannelijke pabostudenten (Geerdink, 2007). Daarnaast leer ik als redactielid van het Tijdschrift voor Lerarenopleiders ongekend veel over het opleiden van leraren door het beoordelen en feedback geven op ingediende artikelen.
[ Een eerste groep gaat aan de slag. Bron: Pieter Leenheer ]
Start Beroepsregistratie Lerarenopleiders (BRLO)
In 2012 verschijnt een bijgestelde standaard en wordt het register voor lerarenopleiders ook toegankelijk voor lerarenopleiders in scholen. Dat is een logisch gevolg van het ‘Samen opleiden’ dat steeds breder en structureler wordt ingevoerd vanaf 2005. Een steeds groter deel van de opleiding van aanstaande leraren vindt plaats in de scholen, schoolopleiders nemen de plaats in van de stagebegeleiders van de lerarenopleiders van de instituten. Zowel het register, de registratieprocedure als de standaard worden herzien om het meer passend voor schoolopleiders te maken. Daarvoor wordt het project ‘Registratie en professionalisering Opleiders in de School’ (ROS) opgezet. Voor schoolopleiders komen aparte begeleidingstrajecten waaraan dan ook weer vaak instituutsopleiders deelnemen.
Het register is al die tijd vrijblijvend en gekoppeld aan het lidmaatschap van Velon. Eigenlijk wil het ministerie dat het aantal geregistreerde lerarenopleiders groter wordt. Er komt extra subsidie en dat is de start van het project Beroepsregistratie Lerarenopleiders (BRLO). Het lidmaatschap van Velon en het register voor lerarenopleiders wordt losgekoppeld. Ook niet-leden kunnen voortaan opgaan voor het register. En Velon belooft zich in te zetten voor verhoging van het aantal geregistreerden. Afgesproken wordt dat in 2017 bij minimaal 75 procent van de lerarenopleidingen minimaal 75 procent van de eigen lerarenopleiders zijn opgenomen in het beroepsregister. Het ministerie vindt die stijging heel belangrijk met het oog op een verplichtend lerarenregister, dat dan nog in ontwikkeling is. Het project BRLO is succesvol. Steeds meer lerarenopleiders worden geregistreerd. Het percentage geregistreerde opleiders wordt een kwaliteitsindicator voor veel lerarenopleidingen. BRLO als apart project met een eigen stuurgroep stop in december 2019. In januari 2020 wordt de BRLO zowel inhoudelijk als financieel integraal onderdeel van Velon als de beroepsgroep van lerarenopleiders.
In 2016 is de registratieprocedure minder tijdsintensief en ontwikkelde ik binnen de eigen hogeschool een opzet voor een inductietraject voor nieuwe lerarenopleiders inclusief een registratieprocedure. Dat was een goed moment om ook zelf te starten met de registratie procedure. Het portfolio dat ik daarvoor moest schrijven, maakte dat ik alles wat ik doe en zou willen doen op een rijtje zette en dat was zeer verhelderend. In 2020 ben ik opgegaan voor de prolongatie en dat maakt dat ik nog steeds geregistreerd ben.
De Kennisbasis voor lerarenopleiders
Bij een beroepsstandaard past ook een ‘kennisbasis’. In 2012 verschijnt digitaal de eerste versie van de kennisbasis voor lerarenopleiders. De redactie is onder leiding van medewerkers van de Vrije Universiteit. Het doel van de kennisbasis is ‘… individuele lerarenopleiders en de beroepsgroep te helpen meer grip te krijgen op de essentiële kennis die nodig is voor de beroepspraktijk. Met die kennis kunnen lerarenopleiders hun visie, motivatie en handelen beter onderbouwen, verder ontwikkelen en daarover communiceren’. De eerste versie kent tien onderdelen: vier kerndomeinen, twee specialisatie-domeinen en twee verbredingsdomeinen. De vier kerndomeinen bevatten de kennis waarover elke lerarenopleider – aansluitend bij de beroepsstandaard – in principe zou moeten beschikken: beroep lerarenopleider, opleidingsdidactiek, leren en lerenden, en doceren en begeleiden. De twee specialisatiedomeinen zijn opleidingstype en vakdidactieken. Tot slot zijn er de vier verbredingsdomeinen: de context; de organisatie; curriculum- en assessmentontwikkeling; en onderzoek. Kennisbasis 2012 is online te raadplegen.
Velon wordt eigenaar met de afspraak dat de kennisbasis actueel gehouden wordt. In 2016 is het tijd voor bijstelling. Niet in plaats van de eerste versie die nog steeds te raadplegen is; het gaat om een bijgestelde, geactualiseerde versie.
Samen met Ietje Pauw start ik met het vaststellen wat de inhoud wordt van de herziene kennisbasis. Het project wordt deels gefinancierd door de Velon en we weten ook dat we dit niet in korte tijd kunnen uitvoeren. Van het bestuur krijgen we toestemming, verdeeld over drieënhalf jaar zeven boekjes over zeven grote themavelden te maken. Achtereenvolgens verschijnen tussen 2016 en 2019 de delen: 1) De lerarenopleider; 2) Beleid en organisatie; 3) Inhoud en vakdidactiek op de lerarenopleidingen; 4) Samen in de school Opleiden; 5) Onderzoek in de lerarenopleidingen; 6) Vorming in de lerarenopleiding; en 7) Opleidingsdidactiek: Hoe leiden we leraren op?
De redactie voeren over de kennisbasis voor lerarenopleiders betekende meer dan honderd lerarenopleiders uit Nederland en in een enkel geval Vlaanderen benaderen met het verzoek een ‘state of the art’ te schrijven over hun specialisme. Als redactie lazen en redigeerden we alle bijdragen in de verschillende (concept)versies. Dat levert heel veel op. Als mijn kennis over een bepaald onderdeel te beperkt is voor het voeren van een discussie daarover, weet ik in ieder geval een naam te noemen van een collega die dat wel kan.
Verder lezen (deels vanaf november 2021)
Dengerink, J., & Koster, B. (onder redactie). Een uniek project voor de professionele ontwikkeling van lerarenopleiders: Beroepsstandaard en -registratie van Nederlandse lerarenopleiders. In In Geerdink, G., & Swennen, A. (2021). Vijftig jaar leraren opleiden. Amsterdam: Boom uitgevers.
Geerdink, G. (2007). Diversiteit op de pabo. Sekseverschillen in motivatie, curriculumperceptie en studieresultaten. [Academische Proefschrift]. Antwerpen-Apeldoorn: Uitgeverij Garant.
Geerdink, G. (onder redactie). Velon als motor achter de vorming en erkenning van de beroepsgroep lerarenopleiders. In Geerdink, G., & Swennen, A. (2021). Vijftig jaar leraren opleiden. Amsterdam: Boom uitgevers.