Over flexibiliteit en kwaliteit: een rondetafelgesprek van lerarenopleiders en het ministerie van OC&W
Op initiatief van Velon ging een delegatie van lerarenopleiders uit het VO, MBO, HBO en WO tijdens het Velon Congres op maandag 18 maart 2024 in gesprek met Inge Vossenaar – directeur-generaal Primair en Voortgezet Onderwijs van het ministerie en enkele van haar collega’s. Directe aanleiding voor het gesprek was: de herziening van de beroepsstandaard en de registratieprocedures (landelijk project Focus op Professie).
De beroepsvereniging Velon streeft ernaar om de beroepsstandaard te zien als een referentiekader voor de samenwerking binnen interdisciplinaire teams rondom het anders werven, opleiden en professionaliseren van (aanstaande) onderwijsprofessionals. Tegelijkertijd zien we nieuwe vormen ontstaan rondom het opleiden en professionaliseren van (aanstaande) onderwijsprofessionals. Dit terwijl van de opleidingen verwacht wordt dat de kwaliteit omhoog gaat.
Belangrijke vraag is daarom: Hoe borgen we de kwaliteit wanneer nieuwe, flexibele vormen ontstaan rondom het opleiden en professionaliseren van (aanstaande) onderwijsprofessionals, waar tegelijk een diverser team van opleiders bij betrokken is?
Zij-instromers
Allereerst komt het gesprek op de begeleiding van zij-instromers. Michelle McDonnell vertelt dat zij momenteel, ondanks de grote lerarentekorten, geen vacatures hebben. ‘We werken veel met zij-instromers. Belangrijk bij deze groep is dat het leerproces niet lineair is. Daar spelen wij op in door te werken vanuit de leervragen van zij-instromers en de focus ligt dan op: Wat heb je nu nodig, niet alleen om te overleven, maar om te kunnen ontwikkelen?’ Het scheppen van de juiste randvoorwaarden is ook essentieel, benadrukt Michelle: ‘Onze studenten worden boven-formatie aangenomen. Daarmee investeert ons bestuur in begeleiding.’
Alice Middelkoop waarschuwt voor het risico van zij-instromers in deze tijd van lerarentekorten. ‘Ik heb veel respect voor zij-instromers, want ze offeren vaak veel op om de overstap naar het onderwijs te maken. Bovendien brengen zij veel actuele kennis het onderwijs in. Tegelijkertijd zie ik ook dat zij soms wat makkelijk voor de klas worden gezet. Dat roept bij mij de vraag op: zijn we het beroep niet aan het uithollen? Dat komt ook door de druk om de route in twee jaar af te ronden. Stel dat het mogelijk is om hier drie jaar van te maken, dan zou je de docenten wat meer lucht kunnen geven.’
Volgens Noortje de Vries vraagt de begeleiding van zij-instromers dan ook om maatwerk. Dianne Hoefakker herkent dat. ‘Wij hebben veel connecties met 45 scholen in de regio, waardoor we als een soort makelaar snuffelstages kunnen organiseren. Ook een startcursus in de zomervakantie kan helpen, waarin onderwerpen aan bod komen als: Hoe ontwerp ik een les? Hoe werkt groepsdynamiek? Ook tijdens de opleiding verbinden wij de zij-instromers via een netwerk aan elkaar, zodat zij elkaar kunnen vinden.’
Thirza van ’t Verlaat vertelt hoe er in haar context gewerkt wordt aan kwaliteitsbewaking. ‘Wij bezoeken onze studenten samen met een leidinggevende, juist omdat wij weer naar andere aspecten kijken. Daar voeren we dan naderhand ook het gesprek over.’
Spanningsveld werkgever en opleider
Dat er een spanningsveld bestaat tussen werkgever en opleider, herkent vrijwel iedereen aan tafel. De werkgever heeft vaak een korte termijn belang, er is een formatieprobleem. Thirza van ’t Verlaat: ‘Als opleider zit je daar soms wat tussenin. Dan zeg ik tegen de werkgever: Fijn dat u een 8 geeft, maar wat zien wij? Vinden we dit echt voldoende niveau? Tegelijkertijd ben ik ook heel trots op die groep zij-instromers. Het is een traject van twee jaar dat loodzwaar is. En de groep is zo divers uit volkomen andere achtergronden: van een logistiek medewerker uit de haven tot een advocaat. Ik vind het een feestje om te zien hoe zij dan een heel ander type rolmodel zijn voor de klas.’
Jan van Tartwijk, vraagt zich af waarom het hele traject eigenlijk in twee jaar afgerond moet zijn. ‘Is dat wel reëel? Dit is toch geen beroep waar je na twee jaar klaar bent?’ Volgens Sjoerd de Jong roepen de genoemde dilemma’s ook de vraag op: past iedereen wel in zo’n kort traject voor zij-instromers? Of kunnen mensen misschien in sommige gevallen beter de reguliere route volgen?
Curriculum
Het gesprek is tot nu toe voornamelijk toegespitst op zij-instromers. Marco Snoek merkt op dat de werelden van voltijds-, deeltijdsstudenten, en zij-instromers volstrekt verschillend zijn en dus ook iets anders vragen van lerarenopleiders. ‘Daarbij hebben we nu te maken met een overladen curriculum, waardoor we weinig ruimte binnen dat curriculum hebben om flexibel te zijn. Ik ervaar hierdoor een spanning tussen kwaliteit aan de ene kant en maatwerk/flexibiliteit aan de andere kant.’
Waarop Inge Vossenaars de vraagt stelt: ‘Wat nu als je een wit vel voor je zou hebben en je een heel nieuw curriculum zou kunnen ontwikkelen. Hoe zou dat curriculum er dan uitzien?’ Hoe dat speelveld eruit kan zien, wordt verschillend ervaren. Zo geeft Thirza van ’t Verlaat aan: ‘In onze context zijn we bezig met een nieuw curriculum. Daarbij hebben we enerzijds collega’s die denken: dit zijn de kaders, dit is ons speelveld. Er zijn ook groepen collega’s die zeggen: zo staat het hier, dit is de kennisbasis. Dat levert in een team soms wel spanning op. Maar goed, onze beroepsgroep blinkt ook wel uit in eigenwijsheid.’
Martine Derks begrijpt het dilemma waar het werkveld mee te maken heeft bij maatwerk versus kwaliteitsbewaking. Want wie houdt nu toezicht op de kwaliteit van lerarenopleiders? ‘Ik zie regio’s die heel veel werk maken van een kennisgedreven curriculum en dat ook samen met werkgevers doen. Toch zie ik daar ook risico’s in als niet ook aan de kwaliteit van lerarenopleiders wordt gewerkt. Er is wel een beroepsregister, maar ik zie daarin nu terugtrekkende bewegingen bij werkgevers. Landelijke afspraken over het beter borgen van de kwaliteit van lerarenopleiders, daar zou niets mis mee zijn.’
Uniek systeem
Helma Oolbekkink-Marchand ziet als gevolg van het ingezette beleid rondom flexibilisering wel meer beweging ontstaan. ‘Als lerarenopleiders willen wij enerzijds kwaliteit borgen, maar dan moeten we ook zelf kwaliteit leveren. Daarbij hebben we als Nederland een heel uniek registratiesysteem voor lerarenopleiders; geen ander land heeft dit. Dus de vraag is: hoe kunnen we dit zo goed mogelijk inrichten?’
Ook de rol van het HRM willen enkele deelnemers aan het gesprek benadrukken. Zo zegt Michelle McDonnell: ‘HR moet ook flexibel meebewegen, door mensen passende contracten te geven. We hebben een gezamenlijk belang, maar hoe krijgen we dat bij elkaar?’ Hoe actueel dit is, illustreert Thirza van ’t Verlaat met haar voorbeeld: ‘Hoe ga je om met studenten die hun diploma nog niet gehaald hebben, maar die je wel een vast contract moet geven? Maar omdat ze geen diploma hebben, mag je geen vast contract geven.’
Inge Vossenaar benadrukt de urgentie. ‘Er zijn al een heel aantal stukjes van de analyse bekend. Uitstel of nog meer onderzoek kunnen we ons niet veroorloven. Wat ik zie bij de beroepsgroep zelf is dat bekwaamheidseisen continue ontwikkeling en aandacht vragen.’
Aan het gesprek dd 18 maart 2024 namen de volgende personen deel:
- Inge Vossenaar, directeur-generaal Primair en Voortgezet Onderwijs OCW
- Helma Oolbekkink-Marchand, voorzitter Velon & Lector Professionaliteit van Leraren HAN
- Dianne Hoefakker, Lerarenopleider Regionale Opleidingsschool Amstelland & VU
- Martine Derks, Projectleider Focus op Professie & Programmacoördinator BRLO
- Michelle McDonnell, bestuurslid Velon & Coördinerend Schoolopleider, Regius College
- Noortje de Vries, Directeur Educatie, Hogeschool Windesheim
- Marco Snoek, Lector Leren & innoveren, Hogeschool van Amsterdam
- Alice Middelkoop, docent Hoornbeeck College
- Jan van Tartwijk, vice-decaan faculteit Sociale Wetenschappen, Universiteit Utrecht
- Brigitte Lentz, ministerie van OCW
- Marijn Heijers, ministerie van OCW
- Sjoerd de Jong, ministerie van OCW