Gerda Geerdink blikt terug (deel 3)
Velon vierde het vijfenveertig jarig bestaan en dat was een goed moment om stil te staan bij de geschiedenis van deze beroepsvereniging en bij wat dat voor mij heeft betekend.
De terugblik valt voor mij samen met op een andere manier ‘stilstaan’ bij het verleden. Met Anja Swennen werk ik aan het boek ‘Vijftig jaar leraren opleiden’ dat verschijnt op de Dag van de lerarenopleider (5 november 2021).
De directe aanleiding voor het maken van dit boek is dat we vanwege ons pensioen stoppen met ons werk binnen de lerarenopleiding. Een belangrijker reden om dit boek te maken is de overtuiging dat er veel te leren is van de geschiedenis. Met een historische bril naar onderwijs kijken leidt altijd tot een breder en genuanceerder, en daardoor wijzer beeld. Bij het verder ontwikkelen van een Vereniging als Velon is het ook goed om naar het verleden te kijken en kennis daarover mee te nemen.
Deel drie (Dit is het laatste blog van een drieluik. Lees hier deel 1: Gerda Geerdink blikt terug en deel 2 lees je hier: Gerda Geerdink blikt terug deel 2
De inleiding
Velon is altijd een vereniging ‘van, voor en door lerarenopleiders’ geweest. Omdat lerarenopleiders, en ook lerarenopleidingen veranderen, staat een vereniging vanzelfsprekend ook niet stil. Haar historische ontwikkeling – in drie delen – laat zien hoe ze gereageerd heeft op of juist proactief is opgetreden binnen een veranderende context.
Velon ontwikkelt zich, maar wat in de kern al die jaren niet is veranderd, zijn het doel en de kerntaken. In 1987 lezen we in het redactioneel van het tijdschrift dat Velon een inhoudelijk platform wil bieden aan alle soorten lerarenopleiders in de volle breedte van het onderwijs. In de Beleidsnota 2017 – 2022 wordt het iets anders geformuleerd maar de boodschap is vergelijkbaar. ‘Velon wil zich manifesteren als bindende factor voor alle lerarenopleiders in Nederland en dat doet ze door een platform te bieden voor ontmoeting van lerarenopleiders. Het doel van het platform is het stimuleren van de professionalisering van individuele professionals en de beroepsgroep als geheel; en de behartiging van de belangen van de lerarenopleiders als groep waarbij de kwaliteit van de professie steeds vooropstaat’.
Voor het werken aan de doelen zijn in het verleden – en worden ook nu nog – verschillende instrumenten ingezet. Vier belangrijke instrumenten zijn in de eerste twee blogs aan bod geweest: het congres, het tijdschrift, de beroepsstandaard, de registratieprocedure en het register en als vierde de kennisbasis. Dit is de derde (en laatste blog) over de geschiedenis van Velon en wat dat voor mij heeft betekend en deze blog gaat over de studiedagen en de werkgroepen/themagroepen.
De studiedagen
Studiedagen zijn vanaf de start van de vereniging een belangrijk middel om te informeren, kennis te delen en opvattingen die leven binnen de beroepsgroep boven tafel te krijgen. De eerste studiedag in 1991 (twee jaar na de oprichting van Velon) gaat over ‘Educatieve Faculteiten’. Niet te verwarren met de educatieve faculteiten die we tegenwoordig als onderdeel van een hogeschool kennen. (Ik noemde dit al in de eerste blog). Het ministerie wilde destijds dat iedereen die zich met de (na)scholing en de opleiding van leraren, de schoolleiding en de school als geheel bezighoudt, meer gaat samenwerken binnen op te richten regionale ‘Educatieve Faculteiten’. Het bestuur van Velon vond het belangrijk om de voors en tegens goed af te wegen en op basis daarvan op de plannen van het ministerie te reageren. De leden worden via een oproep in het tijdschrift uitgenodigd voor een studiedag uitgenodigd. We lezen:
‘… het bestuur hoopt op een bevredigende opkomst van leden, teneinde het zich ontwikkelende beleid te toetsen aan wat er leeft onder de leden…’.
Die Educatieve Faculteiten zijn er destijds niet gekomen. In het al aangekondigde boek ‘Vijftig jaar leraren opleiden’ staat in het hoofdstuk: Verschuivende beelden: Lerarenopleiders en de hobbelige weg van nascholing naar professionalisering, geschreven door Pieter Leenheer en Marco Snoek waarom die samenwerking niet tot stand kwam.
In de daarop volgende jaren zijn er geregeld studiedagen als daar aanleiding voor is. Als minister Ritzen (1989 – 1998) begin jaren negentig de lerarenopleidingen vraagt meer aandacht te besteden aan ‘de pedagogische taak’, wordt ook daarover een studiedag georganiseerd. In 1992 wordt een internationaal seminar door Velon georganiseerd met als thema ‘The European dimension in the In-service Education of Teachers’. In 1993 is er een studiedag over het thema ‘leren leren’. In de jaren die volgen gaat veel aandacht naar de ontwikkeling van de beroepsstandaard en het register, en zijn er minder studiedagen. Waarschijnlijk heeft dat te maken met veel activiteiten binnen de afzonderlijke lerarenopleidingen (zie daarvoor ook het al genoemde boek). Er worden wel dagen georganiseerd over de beroepsstandaard en het beroepsregister met als doel inhoudelijke verbreding en meer draagvlak te creëren binnen de vereniging. Het thema van de studiedag ’12 op de schaal van Richter’ in 2000 georganiseerd, maakt duidelijk dat nieuw elan nodig is. Er moet volgens het programma van die dag binnen de vereniging (en het bestuur) meer aandacht komen voor:
- Professionalisering
- Het optreden als beroepsvereniging
- Communicatie en ledenwerving
- Redactiebeleid
Een en ander leidt ook tot nieuw ‘studiedagenbeleid’. Ze worden vanaf 2001 georganiseerd op een ‘vaste’ dag; een vrijdag in de eerste helft van november. Vanaf 2006 krijgen de dan ook nieuw leven ingeblazen themagroepen de opdracht de studiedagen te organiseren. De themagroepen ‘Beginnende Lerarenopleiders’(BELERO) en ‘Samen opleiden’ zijn de eerste jaren de organisatoren. Vast onderdeel op zo’n dag zijn de presentaties en workshops van alle themagroepen. En omdat het anders dan het congres om slechts één dag gaat, de dag voor leden gratis is en voor niet-leden bijna gratis is, is het een aantrekkelijk kennismakingsmoment voor potentiële nieuwe leden, waaronder veel schoolopleiders. Als alle themagroepen aan de beurt zijn geweest wordt de organisatie van de studiedag uitbesteed aan één van de lerarenopleidingen in het land en meestal is dat dan onder aansturing van een bestuurslid.
`In 2016 organiseer ik samen met het secretariaat van het Kenniscentrum waar ik werkzaam ben en ondersteund door – alweer – Mathilde van Vliet van Velon de studiedag op de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Het thema is Professionaliseren: Leerzin of Weerzin? Alle themagroepen verzorgen een bijeenkomst waarbij gevraagd is aandacht aan het kernthema te besteden. Op het programma staan workshops van de themagroepen: Samen Opleiden, Muliticulturaliteit in de lerarenopleiding, Passend onderwijs en de lerarenopleidingen, Professionaliseren van lerarenopleiders in en door onderzoek, en ICT in de lerarenopleiding. De projectgroep Beroepsregistratie Lerarenopleiders presenteert over haar werkzaamheden en Anja Swennen presenteert over de inhoud van een mogelijk nieuwe themagroep: Lerarenopleiders word academisch! Of niet? Het organiseren van zo’n dag is veel (extra) werk maar ook weer erg interessant omdat je moet nadenken over een relevant en mooi programma en je daarin dan ook moet verdiepen. En het leidt weer tot hele interessante contacten zoals voor die dag met Maarten Vandersteenkiste van de Universiteit Gent die de keynote hield met als titel: ‘Moetivatie of motivatie om te veranderen en zich te professionaliseren’.
Werkgroepen/themagroepen
Themagroepen, in de beginjaren van Velon werkgroepen genoemd, zijn belangrijk voor de kennisontwikkeling rondom een relevant thema. De eerste werkgroep wordt in 1992 opgericht rond het thema ‘onderzoek op het terrein van de lerarenopleiding’. Het doel is om de leden daarmee in aanraking te brengen en een forum te vormen voor het bespreken van dat onderzoek. De werkgroep vormt samen met leden van de Vereniging voor Onderwijs research (VOR) de divisie lerarenopleiders en leraarsgedrag.
´In 2000 word ik gevraagd als bestuurslid van de divisie. In het bestuur zat altijd één lid uit het hoger beroepsonderwijs en dat was ik toen. De belangrijkste bestuurswerkzaamheden waren het twee keer per jaar organiseren van studiemiddagen waar meestal promotieonderzoek werd gepresenteerd. Standaard nodigden we tevens een wetenschapper en een practitioner uit om daarop te reageren. Onderwijsonderzoek was toen nog enkel aan onderzoekers voorbehouden en die werkten op de universiteit. Binnen hbo lerarenopleidingen bestond tot 2002 geen onderzoek. Een enkeling zoals ik was met een promotieonderzoek bezig. Als lid van het bestuur van de divisie en als promovendus bezocht ik vanaf dat moment ook de Onderwijs Research Dagen en was daar dan – voor zover mij bekend – de enige uit het hbo. Gelukkig kende ik dankzij de redactie van het Velon tijdschrift wat mensen van de VU waar ik tijdens het driedaags congres ‘s avonds mee kon eten.´
De al genoemde studiedag over ‘de pedagogische taak’ leidt eveneens tot de oprichting van een werkgroep. De breed gedeelde slotconclusie van de studiedag daarover is dat er op veel lerarenopleidingen weliswaar aandacht is voor ‘waarden en normen’ maar dat er nog te weinig bekend is over de wijze waarop je die thematiek binnen de opleiding structureel aankaart. Vanuit Velon wordt er in samenwerking met de Nederlandse Vereniging van Pedagogen en Onderwijskundigen (NVO) een werkgroep opgericht om dit verder te doordenken en kennis daarover te ontwikkelen en dat te delen. Dat leidt in 1998 tot de publicatie van ‘Vormende lerarenopleidingen’ (Bekker-Ketelaars, Miedema, & Wardekker, 1998). Daarin wordt de pedagogische opdracht gedefinieerd en toegelicht. Wat dan nog ontbreekt zijn handvatten voor een praktische invulling van het thema op de lerarenopleiding. Studenten op de lerarenopleiding zijn zelf leerlingen die begeleid moeten worden bij hun pedagogische identiteitsontwikkeling. Tegelijkertijd zijn ze toekomstige leraren en moeten zij op de opleiding leren hoe ze zelf vorm geven aan het ontwikkelen van pedagogisch onderwijs voor anderen. De werkgroep krijgt een vervolgopdracht en wordt uitgebreid met ‘lerarenopleiders uit de opleidingspraktijk’.
´Omdat ik op dat moment op Pabo Arnhem als coördinator van het derde jaar verantwoordelijk ben voor het curriculumonderdeel ‘de pedagogische taak van het onderwijs’ word ik gevraagd voor deze werkgroep. Een bijzondere ervaring. Ik was op mijn eigen pabo heel praktisch met het thema bezig en ging toen samenwerken met mensen als Geert ten Dam, Siebren Miedema, Wim Wardekker en Wiel Veugelers, die vanwege hun theoretische kennis op dit terrein landelijke bekendheid genoten. De eindopbrengst was een boek waarin naast een theoretische onderbouwing in negen hoofdstukken voorbeelden uit de praktijk van de lerarenopleidingen aan de orde komen die gemarkeerd zijn als ‘pedagogisch’. Katern 6 van de kennisbasis voor lerarenopleiders gaat over ‘Vorming in de lerarenopleiding’. Andere naam voor dezelfde thematiek. Nog steeds actueel.´
De binding tussen de themagroepen en Velon laat soms te wensen over. De themagroepen zijn relatief zelfstandig, al worden ze wel financieel door de vereniging ondersteund. Als professionalisering voor de leden van de themagroep zelf is het een rijke bron, maar het delen van de kennis en ervaring met de andere leden kan nog beter, denk ik. Van de themagroepen zijn zowel de beoogde als de feitelijke opbrengsten zeer divers.
´In 2012 richt ik samen met collega’s van Windesheim en Fontys de werkgroep: ‘Professionaliseren van lerarenopleiders in en door onderzoek’ op. We zijn binnen onze eigen instellingen allemaal betrokken bij die professionalisering. De beoogde opbrengsten van onze professionaliseringsactiviteiten zijn hetzelfde en toch hebben we ieder een eigen werkwijze. We willen landelijk kennis en ervaringen delen en uitbreiden. We wisselen uit en gaan onderzoeken wat de opbrengsten zijn van de verschillende professionaliseringsactiviteiten. In tweede instantie besluiten we themagroep van Velon te worden. We doen een aanvraag en omdat onze werkzaamheden en beoogde doelen passen binnen de taken van Velon worden we aangenomen als nieuwe themagroep. We zijn een voorbeeld voor andere themagroepen omdat we vaak presenteren en publiceren. Gesteund door Velon organiseren we een landelijke professionaliseringsactiviteit voor lerarenopleiders en doen onderzoek naar de opbrengsten daarvan. En publiceren ook daarover.´
De activiteiten en opbrengsten van de themagroepen zijn, aansluitend bij de verschillende thema’s waarom het gaat, zeer divers. De groep ‘Beginnende lerarenopleiders’ introduceert nieuwkomers in de beroepsgroep, wat naast nieuwe leden veel waardering en kennis oplevert voor nieuwkomers in de beroepsgroep. ‘Samen opleiden’ versterkt de betrokkenheid van de schoolopleiders bij de vereniging en zorgt via het Platform Samen opleiden en professionaliseren voor meer draagvlak van Velon bij landelijke koepels en raden.
Er zijn op dit moment vijf themagroepen (zie Velon website) en via de website worden leden uitgenodigd om nieuwe themagroepen op te richten als dat relevant is,. Themagroepen blijven een belangrijk instrument om kennis te ontwikkelen en te delen, en dragen in alle gevallen bij aan de professionalisering van in ieder geval hun eigen leden. Het is aan hen die kennis ook verder te verspreiden.
Tot slot
Met mijn verhaal, waarin ik terugblik op mijn dertig jaar betrokkenheid bij Velon, heb ik willen laten zien dat het doel van Velon ‘bijdragen aan de professionele ontwikkeling van individuele lerarenopleiders’ in ieder geval wat mij betreft geslaagd is. Het platform voor ontmoeting dat ze organiseert en stimuleert heeft gemaakt dat ik me kon blijven ontwikkelen en indirect ook kon bijdragen aan de ontwikkeling van de beroepsgroep als geheel. En dat geldt niet alleen voor mij, want bij veel mensen om me heen zag ik datzelfde gebeuren. De vereniging slaagt er eveneens in steeds weer mee te gaan met landelijke vernieuwingen. Mijn betaalde werk als lerarenopleider is gestopt, al blijf ik met het schrijven daarover nog even bezig. Voorlopig ben ik ook nog lid van de vereniging al is het meer als buitenstaander.
Gerda Geerdink